Kenmerkend voor de klank van dit orgel zijn de zangrijke registers. Heldere stemmen, overal in de akoestiek van de kerk hoorbaar, maar nooit scherp. Dit geldt zowel voor de Principalen als voor de Strijkers en de Fluiten. Het plenum van Principalen is net als in het Italiaanse Ripieno opgebouwd, door de afzonderlijke registers tot aan een pijplengte van 1 voet te maken. Meer dan de orgels die in noordelijke gebieden zijn te vinden, ligt de nadruk op kleur. Klanken van registers met dezelfde voetmaat, verschillen op subtiele wijze van karakter en laten zich in velerlei combinaties tot nieuwe kleuren mengen. Dit Tsjechische orgel van Sieber voegt een breed kleurenpalet toe, dat door geen orgel wordt overtroffen.
De Cimbels, evenals de Mixtuur van het Positief, kunnen een plenum vormen van hoge samenstelling. Ze zijn goed te gebruiken als solostem samen met de fluiten en de aliquoten. Het tonale effect van de fluitregisters is levendig, kleurrijk en vol.
Het geluid van de Schnarrbass is krachtig, dat van de Trompet is helder en rond.
Tijdens mijn bezoeken aan Tsjechische orgels heb ik kennis gemaakt met de bezondere stijl van de klanken, maar nooit heb ik zoveel in één orgel aangetroffen. De klanken zijn zorgvuldig in de samples opgeslagen en geven de enorme klankrijkdom uitstekend weer.
De sample set van Sonus Paradisi is uniek; er is geen set die zoveel nieuwe klanken aan het Hauptwerkorgel toevoegt, allemaal met een eigen muzikale waarde.
Sonus Paradisi
Het orgel is in 2017 vakkundig gereviseerd door een consortium van Tsjechische orgelbouwbedrijven, MgA. Dalibor Michek, Dlabal Mettler en MgA. Marek Vorlíček. Het orgel werd getransporteerd naar de verschillende orgelwerkplaatsen. De kast van het instrument bleef in Polná, en werd gerestaureerd door Jan Mach. Het orgel was door wormen aangetast, maar dat werd gerestaureerd naar het oorspronkelijke ontwerp. Het orgel had oorspronkelijk een vijfde komma-stemming en die bleef gehandhaafd. De klavieren zijn nog steeds de originele Sieber-klavieren te zijn, wat uniek is voor een orgel van deze leeftijd. Ze behoren tot de oudste nog bestaande klavieren. De windvoorziening werd naar de oorspronkelijke staat hersteld: vier grote spaanbalgen in de kerktoren. Op deze wijze heeft Polná een origineel Tsjechisch Barok-orgel in de stijl van 1708.
Het orgel van Polná is een tweeklaviers instrument met 31 registers. Het bovenste manuaal is het Hauptwerk met 16 registers. Het typische kenmerk ervan is de complete piramide van het Principal-koor, bekroond met een Mixtur en een Cymbel in hoge ligging. Het plenum van de Tsjechische (Zuid-Duitse) instrumenten is totaal anders van karakter dan die van de Noord-Duits plena. Het karakter wordt sterk bepaald door de registers in hoge voetmaten, zij geven het orgel een heldere, transparante klank. Als contrast met de Principalen heeft het Hauptwerk Fluitstemmen met een heldere maar ingetogen intonatie. Daarnaast nog twee zachte strijkers met een specifieke aanspraak. Te samen vormen ze de typerende elementen van het Tsjechische barokke orgel.
De Gamba heeft de klank van een conische fluit en kan worden gebruikt als vervanging van een Gedackt 8'. Het onderste manuaal is de Positiv met acht registers, typisch ontworpen als het kleine broertje van het Hauptwerk. Ook hier is het hoofdkoor opgebouwd tot de hoogste tonen, waardoor de hoogste ligging aan de klanken wordt toegevoegd bij de koppeling aan het Hauptwerk. Het pedaal is bedoeld om de slotakkoorden van de muziek te ondersteunen. Het omvat slechts 12 chromatische tonen (het laagste octaaf), hoewel het pedaalklavier 18 toetsen heeft, gebruikelijk voor Tsjechische barokinstrumenten. Hoewel tongwerken uiterst zeldzaam waren op Tsjechische barokinstrumenten, biedt het pedaal van het Polná-instrument er twee: een Schnarrbas 16' met houten resonatoren en een Trompetbas 8'.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |